Basisinformatie wolven
Uiterlijk
Wolven zijn op basis van hun uiterlijk duidelijk robuuste roofdieren. Ze lijken op een grote hond, maar wolven hebben een hogere, smallere borstkas en een langere romp. De kop is groot met een breed voorhoofd, iets schuin staande ogen en relatief korte oren. De poten zijn lang en uitstekend aangepast voor hun functie stamina, oftewel duurlopen. De lengte van de staart is ongeveer een derde van de lichaamslengte en is borstelig. De kleur van de wolvenvacht is zeer variabel, met als hoofdkleuren bruin, grijs, zwart en wit. In Centraal-Europa zijn de wolven meestal grijsbruin met lichte en zwarte delen. De oren hebben een lichte kern met een donkere rand en ook de wang kent een bleke onderzijde met een duidelijk herkenbare zwarte liprand. Staart, oren en lippen worden dan ook prominent gebruikt in de onderlinge communicatie. Volwassen vrouwelijke wolven worden ongeveer 40 kg en mannelijke wolven ongeveer 45 kg zwaar. Zie de foto’s in dit rapport.
Foto 4.1 Compilatie van cameraval-opnames van wolven. Cameravallen zijn een belangrijk hulpmiddel om de aanwezigheid van wolven te kunnen onderzoeken.
Linksboven: cameraval met bewegingssensor en infrarood lamp zodat ook ‘s nachts beelden kunnen worden genomen. Rechtsboven: nachtopname van een wolf op de Midden-Veluwe.
Links- en rechtsonder: wolf op de Noord-Veluwe. De wolf rechtsonder is behoorlijk kaal, vrijwel zeker als gevolg van schurft, een belangrijke ziekte bij wolven (zie par. 4.5.2). Foto’s: Links- en rechtsboven: H. Jansman. Links- en rechtsonder: R. Strikwerda & H. Haspers, wolvenmeldpunt.
Monitoring & onderzoek
Omdat wolven grote afstanden afleggen en daarnaast, waarschijnlijk als gevolg van eeuwenlange intensieve vervolging, mensen veelal uit de weg gaan, is onderzoek naar wolven niet eenvoudig. Als je al een wolf te zien krijgt, is het vaak kortstondig en op grote afstand. Een van de belangrijkste wolvenonderzoekers, David Mech, geeft aan dat hij gedurende zijn carrière maar moeizaam een gehele jachtpartij kon observeren (Mech, 2020). Meestal was het een klein stuk daarvan. Dit wordt bevestigd door de Nederlandse bioloog Jan Hilco Frijlink, die eind jaren 60 van de vorige eeuw het jachtgedrag van wolven in Canada bestudeerde middels sporenonderzoek (Frijlink, 1977). Daarnaast was ook het aantal waargenomen interacties tussen verschillende roedels wolven op één hand te tellen.
Dit veranderde toen wolven in Yellowstone National park werden uitgezet in 1995. Dit park heeft als voordeel dat er grote vlaktes zijn met heuveltoppen die zich goed lenen als observatiepunten. Daarnaast wordt er niet gejaagd op wolven, wat maakt dat ze iets minder schuw zijn. Dit heeft ertoe geleid dat de populatie wolven in Yellowstone de best onderzochte is ter wereld. Vrijwel alle individuen van elke roedel zijn bekend en jaarlijks worden er per roedel enkele dieren gevangen en van een zender voorzien. Voor de periode 1995-2020 resulteerde dat in 52.064 waarnemingen van wolven, 34.509 uren waargenomen wolvengedrag, waaronder 121 gevechten tussen roedels, werd 601 keer een wolf gevangen en van een zender voorzien, werden 8173 karkassen van prooien onderzocht en zijn 85 wetenschappelijke artikelen over het onderzoek geschreven (Watters et al., 2020; Smith et al., 2020a). Kortom, met de herintroductie van de wolf in Yellowstone National Park werd veel kennis over wolven en hun invloed op elkaar en het ecosysteem verkregen en kreeg tevens het ecotoerisme voor wolven (zie par. 7.5) een geweldige impuls.
In de Centraal-Europese populatie zijn de opties voor onderzoek beperkter. Wolven zijn er vrijwel onzichtbaar. Daarnaast is er ‘s winters nauwelijks nog sneeuw en zijn er ook geen grote vlaktes die het mogelijk maken om veilig vanuit een helikopter een wolf op een (sneeuw)vlakte te schieten met een verdovingsgeweer om het dier met een zender uit te rusten (de meest gebruikte methode zoals toegepast in Scandinavië en Noord-Amerika). Behalve deze aanzienlijke verschillen in terreinomstandigheden is de invloed van de mens in Europa erg groot. De resultaten vanuit het Amerikaanse Yellowstone zijn dan ook niet direct vertaalbaar naar de Centraal-Europese situatie, maar ze geven wel veel informatie over wolven die elders nauwelijks tot niet te verkrijgen is.
In de Centraal-Europese populatie zijn DNA-onderzoek (foto 5.1.1) en het inzetten van cameravallen (foto 4.1; fotocamera’s met nachtzichtopties en een bewegingssensor die beelden registreert als er iets langs loopt) de belangrijkste methoden. Daarnaast kunnen loopsporen benut worden. Voor Nederland is de monitoring uitgewerkt in het rapport Monitoring Wolf, door de Zoogdiervereniging in opdracht van BIJ12 (Klees et al., 2019). Een belangrijk voordeel in Nederland is de relatief goede ontsluiting van de natuur en de vele vrijwilligers die waarnemingen doorgeven. Wolven markeren hun territorium onder andere met uitwerpselen en deze kunnen dan ook relatief eenvoudig gevonden worden voor onderzoek (foto 5.4.1). Behalve prooiresten (zie par. 8.1) bevatten uitwerpselen ook DNA van de producent, zodat in veel gevallen het individu, het geslacht en eventueel zelfs herkomst bepaald kunnen worden. Af en toe worden ook andere DNA-monsters gevonden, zoals een pluk haar in prikkeldraad. En daarnaast laten roofdieren hun DNA via speeksel achter op hun prooidieren (zie par. 5.1, par. 4.6 en foto’s 5.1.1 en 6.2.1).
Conform het Monitoringsplan Wolf en internationale standaarden wordt er gewerkt met verschillende criteria van waarnemingen:
- C1: harde bewijzen (met name op basis van DNA, of goede foto-/filmbeelden)
- C2: bevestigde waarneming (bijvoorbeeld keutel of loopspoor dat goed is gedocumenteerd en wat door deskundigen als zekere wolf wordt beoordeeld)
- C3: onbevestigde waarneming (waarneming die niet te verifiëren is door deskundigen)
Voor Nederland wordt in opdracht van de provincies de monitoring gecoördineerd door BIJ12. Deze monitoring richt zich op twee aspecten: schade en monitoring wolf. Van gebeten landbouwhuisdieren (met name schapen), waarbij een beet van de wolf niet kan worden uitgesloten, wordt door een taxateur DNA afgenomen voor onderzoek. Indien het een wolf betreft, of wolf niet kan worden uitgesloten, krijgt de gedupeerde de schade uitgekeerd (IPO 2019). Daarnaast worden uit (een selectie van) gevonden uitwerpselen en daarnaast van gegrepen herten of zwijnen DNA verzameld. Dit wordt in belangrijke mate gedaan door vrijwilligers, aangestuurd door het wolvenmeldpunt (dat door BIJ12 is belegd bij de Zoogdiervereniging). Op het laboratorium van WENR worden de monsters opgeslagen. Elke maand worden de monsters van gebeten landbouwhuisdieren onderzocht op soort: was het een wolf, een hond, een vos, een goudjakhals of iets anders? Daarnaast worden elk kwartaal alle monsters voor monitoring onderzocht. Dit zijn de DNA-monsters van landbouwhuisdieren waarvan is vastgesteld dat het om een wolf ging, aangevuld met de binnengekomen monsters van uitwerpselen, haren en gebeten herten of zwijnen. Van deze monsters wordt bepaald welke wolf het betrof en wat zijn of haar geslacht is. Vervolgens kan op basis van de dataset van wolven in de Centraal-Europese populatie in veel gevallen achterhaald worden wat de herkomst van het dier is (vanuit welke roedel een wolf afkomstig is; zie ook par. 4.6, par. 5.1 en hoofdstuk 9). Ook kan zodoende vastgesteld worden of een wolf zich vestigt of nog zwerft. Indien een wolf een halfjaar aanwezig is in een bepaalde regio, geldt conform IPO 2019 dat het dier is gevestigd en dat de overheid onder andere een leefgebied zal aanwijzen en met betrokkenen in overleg zal treden hoe conflictarm samen te leven.
Centraal-Europese populatie
Op basis van onderzoek, onder andere middels genetica, is de populatiestructuur van de wolven in Europa inzichtelijk geworden (zie ook par. 5.1). De meeste wolven in Nederland blijken afkomstig uit de Centraal-Europese populatie. Met de term Centraal-Europese wolven wordt verwezen naar de huidige populatie wolven verspreid over Polen ten westen van de Vistula-rivier, Duitsland en aangrenzende gebieden in Tsjechië, Oostenrijk, Denemarken, België en Nederland (Figuur 4.2.1). Daarnaast worden ook af en toe wolven uit de alpiene populatie in Nederland aangetroffen (zie par. 5.1 en 4.6). Voor het genetisch onderzoek wordt samengewerkt binnen het CEwolf-consortium. Dit consortium van instituten binnen het verspreidingsgebied van de Centraal-Europese wolf houdt zich primair bezig met de genetische monitoring van wolven in de Centraal-Europese populatie, en daarvoor is onderling een afgestemde methode in gebruik om ook informatie te kunnen uitwisselen (zie ook Bijlage 3).
Figuur 4.2.1 De verspreiding van de Centraal-Europese wolvenpopulatie (okergeel) ten opzichte van aangrenzende Baltische populaties (blauw) en Karpaten-populatie (rood). Enkel regio’s met gevestigde wolven of regelmatig voorkomen zijn op kaart weergegeven. De alpiene populatie (niet getoond op kaart, maar zie par. 5.1) heeft geïsoleerde uitlopers tot in Noordoost-Frankrijk (Meurthe-Moselle, Vosges) en Zwitserland. Kaart is aangepast naar Szewczyk et al. (2021).
Figuur 4.2.2 Gevestigde wolven in Duitsland, Nederland en België. Donkergrijs: gevestigd roedel, lichtgrijs: gevestigd paar, wit: gevestigd individu. De data van de Duitse wolven zijn van november 2020. De data van Nederland en België zijn van juli 2021. Bron: Ilka Reinhardt / DBBW.
In Figuur 4.2.2 zijn de gevestigde of territoriale wolven te zien in Duitsland, Nederland en België. Voor Duitsland geldt dat de gegevens van november 2020 zijn. Voor Nederland en België zijn deze van juli 2021. Voor Nederland betreft het van noord naar zuid de roedel op de Noord-Veluwe (GW998f x GW893m), de solitaire wolvin op de midden-Veluwe (Gw960f), de solitaire wolf op de Zuidwest-Veluwe (GW1490m) en de gevestigde solitaire wolf op de Groote Heide, Noord-Brabant (GW1625m). Voor al deze territoria is door de provincie leefgebied aangewezen (voor GW1625m in concept; zie par. 5.9). Overigens is de officieel gevestigde wolvin van de Zuidwest-Veluwe, GW1729f, in maart 2021 doodgereden. Haar partner, GW1490m, is nog steeds in het gebied aanwezig, maar is formeel (juli 2021) nog niet gevestigd. Omdat terreinbeheerder Natuurmonumenten aangeeft dat er in juli nog steeds sprake is van wolvenactiviteit, onder andere vastgesteld op cameravalbeelden, is dit territorium wel op de kaart weergegeven. De twee roedels met jongen in België betreffen de roedel in Hechtel-Eksel (Vlaanderen; zie ook par. 4.6; GW1479f x GW979m) en een recentelijk ontstane roedel in de Hoge Venen (Wallonië). Hoewel er buiten de genoemde landen ook wolven voorkomen, zijn deze niet op de kaart weergegeven (echter zie Figuur 5.1.2).
Roofdier & jachttechniek
Wolven zijn laag-rendement roofdieren die vooral wilde hoefdieren bejagen (Mech et al., 2015). Ze moeten het niet hebben van een geweldige spierkracht en scherpe nagels of hoektanden (zoals grote katachtigen, die ook vooral grote hoefdieren op hun dieet hebben staan). Leeuwen en tijgers wegen ruim 100 kg en hebben draaibare polsen met daarin vlijmscherpe nagels van ruim 3 cm lengte waarmee ze een prooi sterk kunnen verwonden. Ze jagen meestal vanuit hinderlaag om de prooi met een korte overrompelingsjacht te grijpen. Wolven wegen doorgaans minder dan 50 kg en hebben geen scherpe klauwen. Ze zijn dan ook niet in staat om een prooi gedurende de jacht grote schade toe te brengen. Wolven moeten het hebben van geduld en uithouding. Het is een soort die grote afstanden aflegt op zoek naar makkelijk en veilig voedsel.
Als tijdens de jacht een groep herten wordt gevonden, brengen wolven de herten meestal in beweging om te kunnen testen of er een dier tussen zit dat opvallend gedrag of zwakte vertoont (erg jong, erg oud, gewond of ziek). Wolven proberen vaak een prooi uit te putten door het over lange afstand te laten rennen; het zijn dus geen hinderlaagjagers zoals katachtigen. Een edelhert weegt ruim 100 kg en kan met zijn hoeven of gewei een wolf flink verwonden. Wolven bejagen grote prooien bij voorkeur als roedel en breken in veel gevallen een jacht voortijdig af indien het risico te groot is. Dit verklaart het lage jachtrendement. Wolven doden hun prooien veelal via een keelbeet, waarbij ze langdurig te luchtpijp afklemmen zodat de prooi stikt. Het spijsverteringssysteem van wolven is gebouwd op dagenlang niet eten om vervolgens als de situatie het toelaat 10 kg voedsel te kunnen verstouwen. Dit wordt ook wel aangeduid als ‘feast and famine’.
Het wapen van de wolf is vooral de lange snuit met daarin een uitermate goed functionerend reukorgaan. Daarmee zijn wolven in staat potentiële prooien en aas op grote afstand te ruiken. De lange snuit maakt het ook mogelijk dat de lucht wordt gekoeld om bij een langeafstandsjacht de hersenen gekoeld te houden, terwijl de hersenen van een prooi langzaam oververhit raken (MacNulty et al., 2020). Het zijn allemaal aanpassingen van de wolf om in het ecosysteem de competitie met grote katachtigen aan te kunnen en daarnaast het gevolg van de evolutionaire wedloop tussen wolf en hoefdier, jager en bejaagde. (Zie hoofdstuk 8 voor meer informatie over het dieet van wolven en hun mogelijke invloed op het ecosysteem.)
Foto 4.3.1 Prooiresten en onderzoek (zie ook H8.1). Links: gedood edelhertkalf met typisch vraatbeeld. Midden: restanten huid en haar van een ree. Wolven eten uiteindelijk alles op, ook de botten als het moet. Rechts: haaronderzoek onder een binoculair om de prooisoort te achterhalen van haren uit uitwerpselen of een maaginhoud van een wolf. Foto’s: H. Jansman.
Roedel & sociaal groepsdier
Wolven zijn sociale groepsdieren. Over het algemeen bestaat een roedel wolven uit de ouders en hun nakomelingen, eventueel van meerdere generaties. Daarnaast worden af en toe wolven van buiten de roedel geaccepteerd om de roedel te versterken en nieuw bloed in de familie te brengen. De meerwaarde voor een wolf van het groepsleven is gezamenlijke territoriumverdediging, groepsjacht, verdediging van voedsel en gezamenlijk voortplanten en jongen opvoeden. Doordat roedelgenoten elkaar van voedsel voorzien, kan een gewonde wolf herstellen van zijn blessure of ziekte. De waarde van een territorium en roedelgenoten is voor wolven groot genoeg om de kosten van het bijdragen in de opvoeding van niet-eigen welpen te compenseren (Stahler et al., 2020).
De wolf is een eusociale soort, wat betekent dat het een groepsdier is, waarbij de groep bestaat uit meerdere generaties en waarbij de voortplanting is voorbehouden aan een beperkt aantal individuen en waarbij alle leden bijdragen aan het grootbrengen van de jongen (foto 4.6.1; Haber, 1996). Dit gedrag wordt maar bij 2% van de zoogdieren aangetroffen (Stahler et al., 2020). Wolven kennen daarbij ook nog een verlengde afhankelijkheid van de jongen tot 25-30% van hun levensverwachting. Dat is vergelijkbaar of zelfs langer dan in de meeste menselijke gemeenschappen. Tezamen met de hoge intelligentie en het gegeven dat roedels familieverbanden betreffen die normaliter meerdere generaties verenigd blijven, vormt de verlengde afhankelijkheid de basis voor belangrijke sociale als wel genetische informatieoverdracht tussen generaties (Haber 1996).
De ouders en oudere roedelgenoten vervullen een belangrijke rol voor de jongen. Behalve onder andere het aanvoeren van voedsel en verdediging van het territorium vervullen de ouders een voorbeeldrol, ook wel te scharen onder de gedragscomponenten imprinting of conditionering (zie par. 6.1 en 6.2). Ervaringen van ouders of oudere roedelgenoten die ouders in hun leven hebben opgedaan en die zij nu in hun gedrag uiten, worden door hun jongen overgenomen (Langenhof & Komdeur, 2018). Dit is onder andere van belang voor het vinden van een eigen territorium, waarbij dieren vaak een leefgebied selecteren dat qua omgevingsprikkels lijkt op de prikkels die ze in het ouderlijk territorium hebben waargenomen (Davis & Stamps, 2004). Maar ook omdat wolven gedrag eenvoudig aan roedelgenoten kunnen overdragen, zoals hoe om te gaan met gehouden hoefdieren (en daardoor conflictpotentieel kunnen vergroten of verkleinen (Rossler et al., 2012; zie ook par. 7.2). Bij wolven is vrouwelijk leiderschap de regel. De vrouwelijke leider, de moeder binnen de roedel, neemt de meeste initiatieven qua dagelijkse activiteiten gedurende het jaar (Stahler et al., 2020).
Populatiedynamiek van wolven
De populatiedynamiek van wolven is complex en van vele factoren afhankelijk. Wolven kennen een sterk territoriaal systeem dat in grote mate stabiliserend werkt op van nature lage dichtheden van wolven. Territorialiteit is een specifieke vorm van agressie die bepaald wordt door de relatie van een dier met een bepaalde plaats (Cassidy et al., 2020). Variatie in die dichtheid ontstaat als variatie in territoriumgrootte (met per territorium een heel beperkte variatie van de aantallen). De territoriumgrootte wordt vooral gestuurd door voedselbeschikbaarheid en daarnaast veilige rustgebieden. Een belangrijk gegeven daarbij is dat de druk op de voedselbronnen, oftewel de predatiedruk, ook ongeveer altijd van dezelfde ordegrootte blijft (Van den Berge & Gouwy, 2021).
De omvang en dynamiek van populaties worden bepaald door factoren als voortplanting, sterfte, immigratie en emigratie (zie Figuur 4.6.1). Deze factoren zijn afhankelijk van zowel interne factoren (territorialiteit en onderlinge agressie tussen roedels) als externe factoren (voedselbeschikbaarheid, klimaat, ziekten).
Binnen de Centraal-Europese wolvenpopulatie is er door onderzoek een goed beeld van de ontwikkeling van de populatie in aantal en verspreiding (zie o.a.: Jarausch et al., 2021; Nowak & Myslajek, 2017; par. 5.1 en 4.2.1). Over factoren als sterfte en voortplanting is veel minder bekend, omdat het in de natuur niet eenvoudig is om dit te onderzoeken.
Figuur 4.5.1 De belangrijkste factoren die van invloed zijn op de populatieomvang.
Voortplanting
Wolven zijn vanaf hun 2e levensjaar vruchtbaar. Ze zijn maar één moment vruchtbaar in het jaar, rond februari-maart. Normaliter doen alleen de leiders, meestal de ouders, in de roedel aan voorplanting, wat betekent dat er geen andere wolvinnen zwanger worden. Incidenteel zijn er binnen een roedel meerdere worpen, meestal van de mannelijke leider met vrouwelijke ondergeschikten (polygynie). De draagtijd is circa 63 dagen en de meeste jongen worden begin mei geboren. De gemiddelde worpgrootte van wolven is rond de 4-5 welpen, met een maximum van 8. De overleving van de worp (het aantal nog in leven zijnde welpen op 31 december) was in Yellowstone 1-3 welpen. Hoe beter de moeder in conditie was en hoe groter de roedel, hoe groter de worp en overleving van de welpen (McNulthy et al., 2020; Stahler et al., 2020). Alle leden van de roedel dragen bij aan de opvoeding en veiligheid van de welpen, vandaar dat een grote roedel van belang is voor de veiligheid en voedselvoorziening van jongen. Hoewel wolven inteelt voorkomen, gebeurt het wel, met name als er geen andere paringspartners beschikbaar zijn (Jarausch et al., 2021). Dochters nemen vaak de leidersrol van hun moeder over (Stahler et al., 2020).
Foto 4.5.1 Wolven zijn sociale groepsdieren waarbij het hele roedel bijdraagt aan het grootbrengen van de jongen. Foto’s: H. Jansman.
Wolven kunnen in verschillende leeftijdsklassen worden ingedeeld (zie ook foto 3.1):
- Welp: 0-10 maanden oud (in deze fase zijn ze nog erg afhankelijk van de roedel)
- Jaarling: 10-24 maanden oud (in deze fase trekken jonge wolven veelal weg om zelf een roedel te starten)
- Volwassen: 2-5 jaar oud (in deze fase zijn wolven seksueel volwassen en in de kracht van hun leven)
- Oud volwassen: > 5 jaar oud (in deze fase worden wolven minder vitaal, doen ze minder mee met de jacht, maar is hun ervaring van belang voor de overleving van de roedel)
Sterfte
De gemiddelde levensverwachting voor wolven is 6 jaar (McNulthy et al., 2020) en maar weinig wolven weten de leeftijd van 10 jaar te behalen. Verkeersslachtoffers zijn relatief eenvoudig vast te stellen, maar natuurlijke sterfte veel minder (foto’s 4.5.1 en 4.5.2).
Foto 4.5.1 Locatieonderzoek bij een doodgereden wolf. Verkeer vormt een belangrijk risico voor wolven in onze leefomgeving. Foto: M. van Uitert - www.paralleluniversum.nl.
Uit intensief onderzoek in Yellowstone National Park is duidelijk geworden dat onder natuurlijke omstandigheden circa 40% van de volwassen wolven wordt gedood door andere wolven vanuit territoriaal gedrag (Smith et al., 2020b). In Europa zijn er geen aanwijzingen dat wolven elkaar frequent doden. In Wit-Rusland kon er na 4000 kilometer snow tracking van wolven geen enkel geval van dodelijke agressie geregistreerd worden, en ook na inspectie van 700 kadavers van wolven werden er nauwelijks verwondingen vastgesteld die men zou kunnen toewijzen aan wolf. Slechts eenmaal werd er per toeval een door een andere wolf gedode wolf gevonden (Sidorovich & Rotenko, 2019). Waarschijnlijk is in de Centraal-Europese populatie de menselijke invloed op sterfte veel groter door een hoge verkeersintensiteit, illegale vervolging en (hoefdier)beheer. In de omliggende staten buiten het Yellowstone Nationaal Park werd dergelijke door mensen veroorzaakte sterfte van wolven geschat op ca. 80% (Smith et al., 2020b). In Duitsland is vanuit de monitoring duidelijk geworden dat ook hier menselijke factoren van grote invloed zijn op de sterfte, met name verkeer (zie Figuur 4.5.2). Echter, natuurlijke factoren en illegale handelingen zijn vrijwel zeker onderbelicht, doordat ze minder eenvoudig zijn vast te stellen (zie par. 4.5.4).
Foto 4.5.2 Sectie op een dode wolf, uitgevoerd door DWHC (veterinaire aspecten) en WENR (dierecologische aspecten). Foto’s: H. Jansman (midden en links) & M. van Uitert (rechts).
Figuur 4.5.2 Procentuele verdeling van het aantal dood gevonden wolven over de verschillende doodsoorzaken in Duitsland (bron: https://data.dbb-wolf.de).
Ook ziekten spelen bij wolven een rol die van invloed is op de populatieomvang en dynamiek. Vooral hondenziektes (ENG: Canine distemper virus; CDV) en daarnaast schurft (ENG: mange) bleken in Yellowstone National Park de populatie behoorlijk te kunnen beïnvloedden. CDV word ook in Europese populaties aangetroffen, maar onduidelijk is wat de invloed van ziekten is in Europa (Francesco et al., 2020). Schurft en ook Franse hartworm is reeds bij Nederlandse wolven aangetroffen (BIJ12 2021a). Pseudorabiës of ziekte van Aujeszki is een endemische virusziekte bij zwijnen, die dodelijk kan zijn voor wolven. Op dode wolven wordt uitgebreid sectie verricht door WENR in samenwerking met het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC, te Utrecht) waarbij het dier onder andere uitgebreid wordt gescreend op virussen, bacteriën en parasieten. Daarnaast wordt uitgebreid onderzoek verricht naar de doodsoorzaak, leeftijd, geslacht, maaginhoud, voortplantingsstatus en conditie. Meer over veterinaire aspecten is uitgewerkt in Groot Bruinderink et al. (2012).
Dispersie (migratie)
De meeste jongen wolven verlaten vroeg of laat de ouderlijk roedel om zelf een territorium te vinden en aan voortplanting te doen. Dit gebeurt meestal als jaarling in het 2e levensjaar, maar kan al vanaf 10 maanden oud. In die fase staan jonge wolven er alleen voor; de ‘lone wolf’. Sommige zoeken een vrij territorium nabij de ouderlijke roedel, maar wolven kunnen daarbij ook honderden kilometers afleggen, zie ook paragraaf 4.6 en 6.5. Dit noemen we de dispersiefase; de fase dat een wolf de ouderlijke roedel verlaat op zoek naar een eigen territorium. Niet alle wolven verlaten overigens de ouderlijke roedel.
Habitat
Wolven zijn dermate generalisten dat ze in uiteenlopende landschappen een plek zouden kunnen vinden (Kramer-Schadt et al., 2020; Chapron et al., 2014). Reinhardt et al. (2019) hebben onderzocht wat de kenmerken zijn van territoria die belangrijk zijn voor de herkolonisatie van de wolf in Duitsland. Bosbedekking bleek een belangrijk kenmerk te zijn voor de territoria in Duitsland. De gemiddelde bosbedekking in territoria op militaire terreinen bedroeg 52%, in beschermde natuurgebieden 50% en in overige territoria, met name in particuliere natuurgebieden, 47%. De dichtheid aan prooien, wilde hoefdieren, was overal hoog. Wegendichtheid was wel sterk verschillend, met name tussen territoria op militaire terreinen (lage wegdichtheid) en territoria in andere gebieden (zie ook par. 7.5). Sterfte onder wolven als gevolg van mensen (verkeer of (illegaal) afschot) was lager op militaire terreinen in vergelijking met territoria in andere gebieden. Militaire terreinen blijken in Duitsland dan ook van belang voor de herkolonisatie van de wolf, met name vanwege de lagere antropogene sterfte dan in andere natuurgebieden. De auteurs geven aan dat bij lage dichtheden van wolven de door mensen veroorzaakte sterfte een belangrijke factor is voor de verspreiding en overleving van wolven.
Wolven graven hun holen waarin de welpen worden geboren bij voorkeur op afgelegen, voor mensen moeilijk bereikbare plekken. De holen liggen altijd in de buurt van water (Okarma, 2000).
Aantalsontwikkeling van wolven
Hierboven zijn de onderdelen voortplanting, sterfte en migratie behandeld die van belang zijn voor de populatieontwikkeling. In de praktijk wordt de aantalsontwikkeling van wolven in een bepaalde regio in belangrijke mate gestuurd en bepaald door de uitgesproken territoriale leefwijze, kenmerkend voor roofdieren (Van Den Berge & Gouwy, 2021). In een territorium worden immers geen vreemde soortgenoten geduld, zodat het aantal individuen in zo’n exclusief gebied dan ook van nature – oftewel zonder enige noodzakelijke tussenkomst van de mens – steeds begrensd wordt tot een heel lage dichtheid, overeenkomstig de positie van wolven in het ecologische voedselweb. De lokale aanwezigheid beperkt zich immers tot het ouderpaar met hun jongen, en enkele jongen van het vorige jaar. De omvang van zo’n roedel kan over de jaren heen schommelen naargelang het aantal jongen dat jaarlijks geboren wordt en hun overleving, maar blijft steeds in dezelfde ordegrootte. De jongvolwassen dieren zullen meestal op een leeftijd van één tot twee jaar de roedel verlaten en incidenteel kan een enkele zwervende wolf opgenomen worden in de roedel. Als de grootte van een roedel op gemiddeld vijf dieren wordt gesteld (range 2-9; Fechter & Storch 2014) en indien er geen ingrijpende incidenten gebeuren, kan met grote zekerheid voorspeld worden dat dit het aantal wolven zal zijn dat in een leefgebied of territorium zal leven, volgend jaar, over drie jaar, over tien of (theoretisch) vijftig jaar, zonder ingrijpen van de mens. Hier treedt dus een essentieel verschil naar voren met soorten die niet territoriaal zijn, zoals het wildzwijn. Zonder menselijk ingrijpen kunnen de aantallen zwijnen in eenzelfde gebied in enkele jaren tijd aanzienlijk veel groter worden. Zolang er voedsel is, en dat is er in ons landbouwlandschap in overvloed, zullen de groepen zwijnen immers steeds groter worden bij gebrek aan territoriale beperkingen. De range van de mogelijke aantalsontwikkeling (en -schommelingen, o.a. gestuurd door de winteromstandigheden) is met jaarlijkse groeipercentages 100-300% (Briedermann, 2009) bij zwijnen dan ook veel breder en de concrete dichtheden over de jaren heen zijn in grote mate onvoorspelbaar.
Door de territorialiteit van wolven zal de populatieontwikkeling zich, net als bij andere (middel)grote roofdieren, vertalen in een ruimtelijk patroon van lokale aanwezigheid en afwezigheid. De concrete territoria dienen zich daarbij aan als stukken van een landschappelijke legpuzzel, al dan niet bij elkaar aansluitend dan wel met gaten ertussen. De variatie in de grootte van wolventerritoria kan soms aanzienlijk zijn en wordt gestuurd door de lokale leefomstandigheden, vooral gekoppeld aan de voedselbeschikbaarheid: veel voedsel laat kleinere territoria toe en vice versa. Een belangrijk gevolg hiervan is dan ook dat de druk op de beschikbare voedselbronnen, met andere woorden de predatiedruk op de lokale wilde prooisoorten, steeds van eenzelfde omvang is.
De dichtheid van een wolvenpopulatie wordt uiteindelijk in de eerste plaats bepaald door het aantal territoria beschouwd over een ruime regio, vermeerderd met de zwervende exemplaren in datzelfde gebied. Zodra de dichtheid van wolven toeneemt, gaan negatieve dichtheidsafhankelijke factoren een rol spelen. Denk hierbij aan een afname van de worpgrootte, een afname van de overleving van de jongen en een toename van onderlinge agressie en ziekteverspreiding. Smith et al. (2020) melden dat de populatieregulatie bij wolven wordt bepaald door dichtheidsafhankelijke sterfte, veroorzaakt door onderlinge agressie tussen roedels. Vooralsnog is er in Nederland veel ruimte voor wolven, aangezien de aantallen nog laag zijn. De populatie zit in Nederland in de fase van groei en wordt vooral bepaald door immigratie, voortplanting en sterfte. Vroeg of laat nemen de aantallen toe en zullen dichtheidsafhankelijke factoren die groei gaan dempen en uiteindelijk zal de populatie gaan schommelen rondom de ecologische draagkracht van het ecosysteem, een situatie die in de Lausitz-regio in Oost-Duitsland inmiddels is bereikt. Ook in Yellowstone Nationaal Park groeide de populatie in de eerste jaren na herintroductie flink, om vervolgens te stabiliseren, onder andere als gevolg van ziektes onder de wolven (Smith et al., 2020b). De groei van de populatie wolven in Idaho, Wyoming en Montana bedroeg de afgelopen drie decennia ongeveer 25% per jaar (Wielgus & Peebles, 2014). In Duitsland is de populatie tussen 2000 en 2015 gegroeid van 1 roedel naar 67 roedels en bedroeg de groei van de wolvenpopulatie 36% per jaar (Reinhardt et al., 2019), om vervolgens iets af te vlakken tot ca. 25% groei (Reinhardt et al., 2021; zie ook par. 5.6). Inmiddels bedraagt het aantal roedels in Duitsland ca. 125. De meeste wolven die in Nederland opduiken, zijn geboren in de Centraal-Europese populatie, met name in Duitsland. Die populatie is nog groeiende en het is dus waarschijnlijk dat er meer immigratie vanuit Duitsland naar Nederland zal komen. Daarnaast kunnen als gevolg van het grote dispersievermogen van wolven en de ontwikkeling van andere subpopulaties in Europa, zoals de alpiene wolvenpopulatie, ook vanuit andere regio’s individuen in Nederland opduiken. Of deze immigranten ook een plek weten te vinden om zich te vestigen, zal weer afhangen van de hoeveelheid nog beschikbaar leefgebied.
Wolven in Nederland
Werd in de eerste factfinding study (Groot Bruinderink et al., 2012) nog gespeculeerd over de komst van de wolf en wat te verwachten, inmiddels is de wolf terug en kennen we in Nederland de eerste gevestigde wolven, inclusief een roedel met jongen (zie par. 5.1). Ook is veel nieuwe informatie beschikbaar gekomen vanuit bijvoorbeeld Duitsland, waar nu inmiddels ruim 125 roedels bestaan en jaarlijks circa 500-600 wolvenjongen worden geboren (DBBW.de). Maar ook vanuit Nederland zelf, waar sinds 2015 weer wolven voorkomen. Nederland kent inmiddels een aantal beleidsmatig onderkende leefgebieden voor de wolf (zie Figuur 5.9.1; Noord-Veluwe, Midden-Veluwe, Zuidwest-Veluwe, Groote Heide; Jansman et al., 2019). De leefgebieden Noord-Veluwe en Midden-Veluwe zijn door Provincie Gelderland samengenomen. Daarnaast is er een uitgewerkt risicogebied in Drenthe. Dit is geen leefgebied geworden, omdat de officieel gevestigde wolf, GW 1261m, in het najaar van 2020 weer naar Duitsland is vertrokken (Jansman & Sanders, 2020). In deze regio’s is bevoegd gezag conform het IPO Wolvenplan actief om co-existentie tussen menselijke belangen en wolven vorm te geven, mede omdat in territoria van wolven interacties met wolven voorspelbaar zijn. Veel informatie is op basis van de vragen van de opdrachtgevers concreet uitgewerkt in de volgende hoofdstukken. Zes illustratieve casussen of wolven worden hieronder besproken. Ze zijn gebaseerd op de dataset van BIJ12, voor de periode 2015-april 2021, aangevuld met zendergegevens en gegevens van CEwolf-partners.
In Figuur 4.6.1 zijn vijf wolven weergegeven, alle met hun eigen kleur. Ronde bolletjes zijn locatiewaarnemingen op basis van monitoringsgegevens. Sterren zijn gevallen waarin op basis van DNA van gebeten landbouwhuisdieren, met name schapen, kon worden vastgesteld dat het ging om de in deze figuur weergegeven individuele wolven. NB Niet alle punten zijn zichtbaar, omdat ze over elkaar heen vallen. Tevens is getracht de herleidbaarheid van de locaties vaag te houden om verstoringsrisico’s voor wolven te vermijden. De zesde wolf is weergegeven in Figuur 4.6.2.
GW998f
Deze vrouwelijke wolf is afkomstig van de roedel in Babben, Brandenburg (Duitsland), ruim 600 km van de grens. Ze duikt 5 mei 2018 op in Friesland en blijft tot ten minste 31 mei hangen in de regio Drenthe, Friesland en Groningen. Er worden ook uitwerpselen gevonden, wat resulteert in het idee dat ze zich misschien wel gaat vestigen in Drenthe (https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=24353). Vervolgens worden op 13 juni 2018 31 gedode schapen aangetroffen te Laag Zuthmen/Heino, Overijssel. Ze blijken door GW998f gedood te zijn. Dan is het even stil, tot 26 juli een uitwerpsel wordt gevonden op de Noord-Veluwe die van GW998f afkomstig blijkt. Tot op heden, zomer 2021, is ze aanwezig, is ze eind januari 2019 de eerste officieel gevestigde wolf van Nederland, kreeg ze in januari 2019 een partner, GW893m, en zijn in drie worpen rond mei 2019, mei 2020 en mei 2021 jongen geboren in de roedel van de Noord-Veluwe, de eerste roedel in Nederland sinds ongeveer 150 jaar. Sinds GW998f op de Veluwe is waargenomen, heeft ze tweemaal schapen gepakt: op 19 september 2019 (Epe) en op 30 augustus 2020 (Epe). In beide gevallen betrof het ondeugdelijk beschermde schapen binnen het territorium van de roedel en in een fase dat de roedel grote jongen te voeden had. GW998f is vanuit de monitoring 32 maal door DNA vastgesteld. 31 keer op basis van DNA in een uitwerpsel, 1 keer op basis van DNA van een wild hoefdier. Op drie waarnemingen in Drenthe na (uitwerpselen) zijn de waarnemingen allemaal binnen het territorium op de Noord-Veluwe verricht.
Figuur 4.6.1 Enkele illustratieve wolven. Ronde bolletjes zijn locatiewaarnemingen op basis van monitoringsgegevens (DNA of telemetrie). Sterren zijn gevallen waarin op basis van DNA van gebeten landbouwhuisdieren de betreffende wolf kon worden vastgesteld.
GW680f (Naya)
In november 2016 wordt in het territorium van de roedel van de Lübthener Heide te Mecklenburg-Vorpommern, Duitsland (> 500km van de grens), een grote welp gevangen en van een zender voorzien. Ze krijgt de naam Naya en referentienummer GW680F. Haar gedrag en dat van de roedel is onderdeel van een studie van de Technische Universiteit Dresden onder leiding van Dr. Norman Stier, om het effect van wolven op damherten te bestuderen. Nadat deze wolf een jaar heeft meegedraaid in de ouderlijke roedel, verlaat ze de roedel op 10 oktober 2017 om op dispersie te gaan en een eigen territorium te vinden. Daarbij trekt ze westwaarts, waarbij ze in de nacht van 17 op 18 december 2017 de grens met Nederland passeert. In opdracht van BIJ12 is haar dispersie door Nederland nader onderzocht, zie ook paragraaf 6.5 (Jansman et al, in prep.). Op 18 december verblijft Naya overdag tussen Ommen en Hardenberg in boswachterij Hardenberg. Van daaruit loopt ze naar het noordwesten, tot de A28 bij De Wijk in Drenthe. Vervolgens keert ze terug naar Overijssel en gaat naar boswachterij Staphorst, de Zwarte Dennen, waar ze tussen 19 en 22 december blijft. In de vroege ochtend van 23 december gaat Naya naar het zuiden en komt uit bij Luttenberg. Ze verblijft dan overdag in Nationaal Park de Sallandse Heuvelrug bij Hellendoorn. Ook op 24 december is ze nog op de Sallandse Heuvelrug. Op 25 december gaat ze verder naar het zuiden en passeert ze de A1 en het Twentekanaal. Ze is dan overdag bij Ruurlo in de Gelderse Achterhoek. Op 26 en 27 december verblijft Naya in de bossen van Montferland. Op 28 december steekt ze de A12 over en gaat weer even terug naar Duitsland, tot in de buurt van Emmerich. Daar steekt ze de Rijn over, waarna ze op 29 december aankomt in Nationaal Park de Maasduinen in Limburg. Op 30 december steekt ze de Maas over en passeert de A73 bij Venray. Overdag verblijft ze in de Schadijkse bossen bij Horst. Op 31 december is ze in Limburg en Brabant, in de Mariapeel en de Deurnese Peel. Vervolgens gaat de route verder naar het zuiden, waarbij Nationaal Park de Groote Peel wordt doorkruist, en de A67 en de Zuid-Willemsvaart worden gepasseerd. Op 1 januari is ze dan in het Weerterbos. Daar passeert ze de A2. Op 2 tot 3 januari 2018 is ze in de Weerter- en Budelerbergen, waar ze in het moeras bij Budel-Dorplein en de Loozerheide verblijft. Daarna steekt Naya de grens over naar België, en vestigt ze zich te Hechtel-Eksel waar ze officieel de eerste ‘Belgische wolf’ wordt.
Al met al heeft Naya ten minste 1238 km gelopen, met een gemiddelde van 14 km per dag. Ze was vooral actief tussen zonsondergang en zonsopkomst. De vastgestelde rustplaatsen bevonden zich hoofdzakelijk in bos met veel dekking. De hele reis door Nederland samengenomen bevond Naya zich voornamelijk in bos en vrijwel niet in cultuurlandschap. De gemiddelde snelheid waarmee ze door Nederland liep, was het hoogst in door mensen gedomineerd leefgebied (stedelijk en landbouwgebied) en het laagst in natuurgebied. Naya heeft in Nederland verschillende infrastructurele barrières gepasseerd: 7x een snelweg, 19x een spoorlijn, en 3x een >50m brede waterweg. Naya leek niet echt een belemmering te ondervinden van de barrières tijdens haar tocht. Hoewel haar zender met regelmaat locaties doorgeeft aan de onderzoekers van de TU Dresden, wordt Naya in Nederland nergens gezien. Wel worden op vijf locaties schapen door haar gegrepen: op 23 december te Punthorst, op 24 en 25 december te Luttenberg, op 26 december te Nieuw Heeten en op 31 december te Helenaveen.
Op 3 januari 2018 steekt ze de landsgrens over naar België en vindt ze snel de militaire domeinen in het noorden van Belgisch Limburg (Leopoldsburg, Hechtel-Eksel, Houthalen-Helchteren). Op 20 januari doodt ze een eerste keer schapen in Meerhout, en op 21 maart doodt ze een schaap in Leopoldsburg. Uit haar gps-sporen wordt al snel duidelijk dat ze het in die militaire domeinen naar haar zin heeft. Ze gebruikt een leefgebied van circa 250 km2, verspreid over grootschalige natuurgebieden, militaire domeinen en cultuurlandschap. In augustus 2018 wordt nog een keer DNA van haar op een gedood schaap gevonden, daarna is het wachten tot januari 2019. Ze vormt een paar met GW979m (zie onder), maar verdwijnt spoorloos kort na jongen geworpen te hebben begin mei 2019 (Gouwy et al., 2019). In het leefgebied wordt bewijsmateriaal gevonden van stroperij met vangmiddelen bedoeld om wolven te doden en worden verschillende jagers op heterdaad betrapt bij stroperij in een ontoegankelijke zone in militair domein. Een gerechtelijk onderzoek naar de verdwijning van GW680f is nog steeds lopende.
GW979m (August)
Op 20 juni 2018 worden er dode schapen gemeld in Oldelamer en Driesum, Friesland. DNA-onderzoek wijst uit dat het om wolf GW979m gaat. Het dier blijkt in juni ook al langs de Duitse kust bij Norden (Nedersaksen) te zijn aangetroffen. Vervolgens wordt op basis van gebeten schapen op 22 juni te Rinsumageest (Friesland), 5 juli te Zeewolde (Flevoland) en 10 juli te Buren (Gelderland) dezelfde wolf vastgesteld. Deze wolf heeft de Oostvaardersplassen met de vele hoefdieren net gemist. In Nederland wordt het dier nooit gezien. Na maandenlang geen wolvenschade aan vee te hebben gekend in België, zijn er tussen 3 en 17 augustus plotseling zes aanvallen in het leefgebied van GW680f. Op cameraval wordt al snel duidelijk dat er een andere, grotere wolf aanwezig is in het gebied, en genetische analyses wijzen uit dat het gaat om GW979m. Hij krijgt in Vlaanderen de roepnaam August. De ouderlijke roedel van GW979m is niet vast te stellen op basis van de CEwolf-dataset. Mogelijk is het dier afkomstig van een roedel in West-Polen. Het paar dat nu het territorium ‘Hechtel-Eksel’ (HEK in de CEWolf-database) bezet, krijgt begin mei jongen (Gouwy et al., 2019), maar al snel blijkt er iets mis te zijn. GW979m stopt abrupt met voedsel aan te brengen en zwerft weer rond in zijn territorium. In december 2019 loopt wolvin GW1479f via Nederland naar Vlaanderen en vestigt zich rond de kerst bij August in het territorium. De minister van leefmilieu Zuhal Demir geeft deze wolvin per tweet eigenhandig een naam: Noëlla (foto S1). Het paar krijgt in 2020 en 2021 jongen en vormt dus een roedel, het eerste voor België. De actieradius van de roedel wordt ook groter (zie ook par. 5.8) en daarbij wordt zelfs incidenteel Nederland aangedaan, getuige een aanval op een schaap op 25 januari 2021 te Stramproy waarbij het DNA van in ieder geval August en daarnaast van enkele andere leden van de roedel wordt aangetroffen.
GW849f (Janka)
Na wolf Naya loopt in maart 2019 nog een gezenderde wolf vanuit het Duitse onderzoeksproject van de TU Dresden naar Nederland. Het is wederom een teefje, ook zij is bijna twee jaar oud en dus voor het eerst geslachtsrijp als ze de ouderlijke roedel verlaat. Janka is in 2018 geboren in de Ueckermünde Heide-roedel in Mecklenburg-Vorpommern, Duitsland, ruim 700 km van de Nederlandse grens. Op 24 maart loopt ze ‘s nachts ter hoogte van Emmen Nederland binnen, globaal vanuit dezelfde regio als ook Naya deed. Ze vindt een dagrustplek in boswachterij Gieten-Borger. Helaas valt op 25 maart haar zender uit, zodat ze telemetrisch niet verder meer te volgen is. Haar DNA is op 29 maart nog wel vastgesteld op gedode schapen in Hooghalen, maar sindsdien is ze niet meer waargenomen, iets wat gezien haar opvallende halsbandzender opmerkelijk is. Norman Stier (TU Dresden) geeft aan dat, in tegenstelling tot zenderwolf Naya, wolf Janke meer dagactief was, met name in de namiddag (foto 4.6.1).
Foto 4.6.1 Cameravalfoto van gezenderde wolf GW849f (Janka) met een roedelgenoot in de ouderlijke roedel op de Ueckermünde Heide. Foto: N. Stier & V. Meißner-Hylanová, TU Dresden.
GW1625M
Op 11 februari 2020 worden bij Well in Limburg gebeten schapen aangetroffen. Het blijkt op basis van DNA om een nog niet eerder aangetroffen wolf te gaan, GW1625m. Zijn DNA vertoont kenmerken die niet voorkomen in de wolven vanuit de Centraal-Europese populatie, maar kenmerkend zijn voor de alpiene populatie. GW1625m blijkt een wolf die vrijwel zeker vanuit Frankrijk naar Nederland is gekomen. Vervolgens wordt het dier frequent in de regio Groote Heide in Noord-Brabant vastgesteld, maar worden in eerste instantie ook sporen gevonden op grotere afstand in Noord-Brabant (zie Figuur 4.6.1) en aangrenzend Limburg. In het najaar van 2020 is het dier ruim zes maanden aanwezig en is het officieel gevestigd in de regio Groote Heide, tussen Eindhoven en Weert. Tot april 2021 zijn 48 bevestigde waarnemingen van dit dier gedaan. Drie daarvan buiten zijn territorium in de zwerffase, en de overige in het territorium. Van de 45 waarnemingen in het territorium betroffen het 5 monsters vanuit de monitoring (3x uitwerpsel, 1x wild en 1x haar). De overige 40 gevallen betroffen DNA-monsters van gebeten landbouwhuisdieren, met name schapen.
GW1554m (Billy)
GW1554m werd in 2019 geboren in de Herzlake-roedel in Niedersachsen de buurt van Meppen, en werd voor het eerst genetisch geïdentificeerd op een wolvendrol op 1 januari 2020 (Figuur 4.6.2). Onderzoekers troffen DNA-sporen aan van GW1554m op gedode schapen en een kalf in Nedersaksen en Bremen tussen februari en april 2020. In de tweede helft van april 2020 dook hij voor het eerst op in het oosten van Gelderland en trok begin mei verder zuidwestwaarts. Tijdens zijn verblijf in Nederland doodde hij meer dan veertig schapen. De laatste waarneming in Nederland was op 1 juni. Op 3 juni werd het dier op video vastgelegd in Oud-Turnhout (België). Hij trok verder naar het zuiden in de provincie Antwerpen, waar hij vaak werd gezien, gefotografeerd en gefilmd, en zelfs grote aantallen wolvenspotters aantrok. Sindsdien werd hij in de media Billy genoemd. In die periode doodde hij een paar schapen en een verlamde melkkoe. Een bestelwagen reed hem op 19 juni aan in Turnhout en slingerde hem meters ver in de berm, maar hij werd de volgende dag alweer ongedeerd waargenomen. Eind juni 2020 verdween GW1554m kort van de radar, om een week later weer op te duiken in het oosten van België, dicht bij de Duitse grens. Hij bleef zuidwaarts trekken, zoals blijkt uit DNA-sporen op gedood vee in de Belgische provincies Luik, Luxemburg, en verder zuidwaarts in Rheinland-Pfalz (Duitsland). De laatst bevestigde aanwezigheid van GW1554m in Duitsland was op 26 juli. Halverwege augustus dook hij op in het Département de Haute-Saône en Département des Vosges (Frankrijk). In augustus en september richtte hij zich daar regelmatig op schapen en kalveren. Hij werd gedurende zijn hele traject 45 keer genetisch geregistreerd.
GW1554m werd als gauw als probleemwolf bestempeld in de media, maar vertoonde feitelijk geen ongewoon wolvengedrag; hij veroorzaakte wel heel wat economische schade aan onbeschermd vee en was duidelijker meer zichtbaar en aanwezig dan men doorgaans van wolven gewend is. Deze hoge zichtbaarheid was mogelijk te wijten aan het feit dat hij in dichtbewoond gebied en intensief gebruikt cultuurlandschap was terechtgekomen met weinig schuilmogelijkheden. Hij benaderde mensen echter niet actief en negeerde ze grotendeels. Een videofragment toont hoe hij bij toeval stuit op een verscholen wolvenspotter en bij het ruiken van deze persoon snel wegvlucht. Hij had echter duidelijk geen schrik van menselijke infrastructuur (onder andere stallen en gebouwen) en benutte probleemloos bruggen en tunnels. Hij betrad echter wel meermaals open stallen, wat eerder ongewoon is.
GW1554m richtte zich ook op kalveren en werd meermaals ‘s nachts waargenomen terwijl hij een kudde runderen opjoeg op zoek naar een zwakker dier. Deze wolf legde duidelijk bloot dat het veebeschermingsbeleid vooral gericht is op kleinvee en wakkerde de discussie aan hoe om te gaan met aanvallen op runderen.
Figuur 4.6.2 Vastgestelde locaties van Wolf GW1554m (Billy) tussen 1 januari 2020 en 20 augustus 2020 (geschoten) met tussen de datumpunten de globale route (Bron: INBO & CEwolf).
In Frankrijk werd omwille van de economische schade al snel een derogatie afgegeven voor afschot middels een ‘tir de défense’, een ontheffing om tijdens een aanval op vee met scherp te mogen schieten (zie par. 7.1). Dit werd hem in de nacht van 23 september 2020 fataal. Uitwisseling van DNA-monsters tussen CEwolf en Franse autoriteiten bevestigde dat het inderdaad om GW1554m ging.
Synthese
Deze zes portreten van individuele wolven illustreren een aantal relevante thema’s. Als eerste onderzoek. Met telemetrie kan gedegen het gaan en staan van wolven onderzocht worden. Echter een wolf vangen en zenderen is niet eenvoudig, zie ook paragraaf 4.3. Een andere methode, namelijk genetische monitoring, kan ook goed inzicht geven in de route van wolven, zoals hier geïllustreerd door wolf GW979m, via Duitsland, door Nederland, naar België, en wolf GW998f, die in Noordoost-Nederland een tijdje rondzwerft om uiteindelijk op de Noord-Veluwe een territorium te betrekken. Daarnaast is het verschil tussen een zwerffase en vestiging goed te zien. Alle bovengenoemde wolven laten hun sporen na in een grotere regio, om vervolgens een relatief klein gebied te betrekken, een territorium. Uitzonderingen betreffen GW849F (Janka), die verdwenen is voordat ze zich ergens heeft gevestigd en GW1554m (Billy), die in Frankrijk met ontheffing werd geschoten. Ook is te zien dat de meeste wolven in de zwerffase vroeg of laat voor wetenschappers zichtbaar worden aan de hand van DNA van gebeten schapen. In geval van GW1554m (Billy) werd het dier zelfs voor publiek zichtbaar en resulteerde zijn gedrag en zichtbaarheid in veel discussie. In paragraaf 8.1 is nader uitgewerkt dat vooral zwervers genegen zijn makkelijk en veilig voedsel te benutten en dat zijn in ons landschap meestal schapen. Eenmaal in een territorium blijken wilde hoefdieren de belangrijkste voedselbron te zijn (par. 8.1, en zie ook GW998f hierboven; idem voor Naya en August). Overigens was wolvin GW998f verantwoordelijk voor het doden van het grootste aantal schapen in een aanval (31 stuks; zie ook par. 6.3, surplus kill), terwijl ze sinds haar vestiging in augustus 2018 tot heden nog maar twee keer verantwoordelijk is geweest voor het doden van schapen en al die tijd dus voornamelijk wild predeert. Dit laatste is in contrast met wolf GW1625m op de Groote Heide, die weliswaar ook gevestigd is, maar desondanks met regelmaat landbouwhuisdieren aanvalt. Onduidelijk is nog of dit het gevolg is van een verschil in samenstelling van het leefgebied en/of aanbod van (onvoldoende goed beschermde) schapen of dat dit dier vanuit bijvoorbeeld gewenning in frequentere mate schapen aanvalt. In vergelijking met de Veluwe is de Groote Heide en omgeving minder aaneengesloten qua natuur, oftewel het is meer versnipperd en doorsneden met cultuurlandschap. Daarnaast is mogelijk ook het aanbod wilde hoefdieren minder, aangezien edelherten er niet voorkomen en mogelijk lokaal ook wilde zwijnen niet. Aanvullend monitoringsonderzoek kan hier meer inzicht in geven.
Wolf en beleving
De sociale structuur van wolven, met de hele familie als basis, waarbij het succes van de familieleden afhangt van het elkaar beschermen en van voedsel voorzien en het gezamenlijk grootbrengen van jongen, is vergelijkbaar met dat van mensen (Cassidy et al., 2020). Daarnaast symboliseren wolven wildernis waarin geen controle bestaat en kunnen ze als groot roofdier een bedreiging vormen voor mens en gehouden dieren. Wolven spreken dan ook enorm tot de verbeelding en dat kan bij mensen resulteren in belevingen als fascinatie en enthousiasme tot boosheid en agressie. Dit wordt in belangrijke mate bepaald door aangeboren en culturele factoren en resulteren in een ‘waardeoriëntatie’ van een persoon. Basale emoties die een rol spelen bij de vorming van de houding jegens wolven (angst, woede, blijdschap) zijn genetisch vastgelegd. Mensen met een dominante waardeoriëntatie voor dieren vinden dat dieren door de mens gebruikt en benut mogen worden (ook wel EGOcentrisme of Rentmeesterschap genoemd). Mensen met een mutualisme waardeoriëntatie vinden dat dieren zorg verdienen en kennen rechten aan hen toe (ook wel ECOcentrisme genoemd). In Nederland is mutualisme de meest voorkomende oriëntatie. Meer achtergrond hierover is uitgewerkt in de eerste factfinding study, (Groot Bruinderink et al., 2012).
Bureau Motivaction heeft in opdracht van het ministerie van LNV in het najaar van 2020 onderzoek gedaan naar het draagvlak voor wolven (Griend & Kamphuis, 2020). Hieruit blijkt dat 53% van de bevraagden de wolf welkom heet en dat 23% de wolf liever niet in Nederland ziet terugkeren. Voorstanders noemen in dat onderzoek dat de wolf een verrijking is voor de natuur en voor een natuurlijk evenwicht zorgt. Tegenstanders noemen vaker het argument dat de wolf schapen eet en schade veroorzaakt. Het Motivaction-rapport geeft aan dat de beleving bij veel mensen is dat wolven vaak schapen eten en schade veroorzaken. Ze bevelen dan ook aan om te investeren in voorlichting in het eetgedrag van wolven. Wellicht kan hoofdstuk 8 in dit rapport daarin voorzien.
Schade is een menselijk concept. Voor een wolf is er geen verschil tussen een wild of gehouden hoefdier. Ook lijkt de beleving rondom gebeten schapen bijvoorbeeld te verschillen of dit door een wolf of door een hond is gedaan. In 2020 werden 295 schapen gemeld die zijn gedood door wolven (BIJ12 2021a). Jaarlijks worden er circa 4000-13000 schapen door honden of vossen gebeten (IPO 2019), een veelvoud van wat wolven doen. Van de 31 miljoen euro die in 2020 in Nederland voor schade door wilde dieren werd uitgekeerd, vormt schade door wolven met 0,2% een fractie (BIJ12 2021a), maar krijgt het in de media wel veel aandacht.
Lopez (1978) beschrijft in zijn boek de historische relatie tussen mens en wolf. Wordt er vanuit traditionele volkeren veelal met respect over de wolf gesproken, zodra de westerse mens de wildernis naar zijn hand wil zetten, vormt de wolf een zondebok. De wolf symboliseert de wildernis en die moest bedwongen worden. Het Christendom verkondigde dat de wolf de duivel in vermomming was. Al met al resulteerde dit in Europa in een uitroeiingscampagne van de wolf en dat namen de Europese kolonisten vervolgens mee naar Noord-Amerika. Uiteindelijk werd de soort in grote delen van Europa en Noord-Amerika uitgeroeid. Inmiddels is de beleving van mensen ten opzichte van dieren (waaronder de wolf) veranderd. De Raad voor de Dierenaangelegenheden (RDA), een adviesorgaan van het Ministerie van LNV, geeft aan dat Nederlanders qua houding ten opzichte van dieren zijn verschoven ‘van heerser naar partner’ en dat er over natuur en natuurbeheer nog veel ‘schurende kwesties’ zijn qua beleving (Schukken et al., 2019). De RDA vindt dat de natuur gebaat is bij de aanwezigheid van wolven en dat de terugkeer van de wolf naar Nederland ecologisch gezien een goede ontwikkeling is (Schukken et al., 2019). Onze houding ten opzichte van dieren verandert en dat komt wellicht ook door meer wetenschappelijke aandacht voor de emotionele en sociale intelligentie van dieren, zoals mensapen, raven, orka’s, olifanten en wolven (Safina, 2015; De Waal, 2017) en daarnaast over het functioneren van complete ecosystemen inclusief roofdieren (Estes et al., 2011; Jepson & Blythe, 2020). Desondanks blijft de wolf de gemoederen bezighouden.
Noorse sociologen hebben een uitgebreid onderzoek verricht naar belevingen rondom de terugkeer van de wolf, met name in Noorwegen, en hebben de resultaten gepubliceerd in het boek Wolf conflicts (Skogen et al., 2017). Het is waarschijnlijk dat veel van de vastgestelde onderliggende sociale processen ook in Nederland een rol spelen. Een belangrijke bevinding uit het onderzoek is dat het conflict over wolven geen conflict is tussen mensen en wolven, maar tussen mensen over wolven. De afgelopen eeuw is er volgens de auteurs veel veranderd in de relatie tussen het platteland en de stad, de arbeidersklasse, de middenstand en de elite. De frustratie over de leegloop van het platteland en het gevoel door de elite geregeerd te worden vanuit de stad is groot bij de werkende klasse op het platteland, en dat wordt over de rug van de wolf uitgevochten. De terugkeer van de wolf vergroot die weerstand, omdat de plattelanders, met name de schapenhouders, de consequenties dragen, terwijl ze beleven dat de stad hun vertelt wat er wel en niet mag. Dit heeft ook gevolgen voor de relatie met de wetenschap, aangezien het wantrouwen voor academische kennis sterk leeft onder de werkende klasse en wetenschap wordt gezien als verkapte politieke opinie. De auteurs geven aan dat het onmogelijk is de mens-wolf-conflicten te begrijpen zonder de bredere sociale context in beschouwing te nemen.
Ook in Nederland is er aandacht voor de sociale kant van de terugkeer van de wolf. Sociaal wetenschapper Maarten Jacobs (WUR) geeft aan dat het belangrijk is de angst rondom de wolf serieus te nemen om polarisatie te voorkomen (Jacobs, 2019). Volgens Filosoof Bernice Bovenkerk (WUR) gaat het in de discussie over de wolf niet alleen over de feiten, maar ook over de waarden. “Als we in Nederland met wilde dieren willen samenleven, moeten we ook accepteren dat de natuur niet alleen uit bloemetjes en bijtjes bestaat.” Ze geeft aan dat in tegenstelling tot gehouden dieren, wilde dieren zo veel mogelijk met rust willen worden gelaten (Bovenkerk, 2018). Volgens milieufilosoof Martin Drenthen (Radboud Universiteit) is het westerse idee dat cultuurlandschap en natuur twee gescheiden systemen zijn onterecht. Hij stuurt op het beschouwen van het landschap als een multidimensionale ruimte die bevolkt wordt door meerdere soevereiniteiten als mensen en wolven. En dat wilde dieren zoals de wolf geen passieve organismen zijn, maar een eigen wil (~agency) hebben. Duidelijke communicatie met wolven om co-existentie mogelijk te maken, kan volgens hem middels hekken (Drenthen 2021; foto 4.7.1). Er zijn echter ook personen en organisaties die kritisch staan tegenover de terugkeer van de wolf in Nederland, zoals NoWolves (www.nowolvesbenelux.nl/). Het IPO Wolvenplan (2019) streeft naar co-existentie met de wolf in Nederland. Het betrekken van sociologische en filosofische deskundigheid daarbij, naast ecologische en juridische, is dan ook aan te bevelen.
Foto 4.7.1 Schapen en preventie. Linksboven: Herder Daphne van Zomeren en de kudde krijgt op de Veluwe internationale media-aandacht voor co-existentie met wolven (AON 2020). Rechtsboven: De kudde gaat in de nachtkraal die met stroomdraden wolfwerend is gemaakt (H. Jansman). Linksonder: Schaapskudde in de nachtkraal op de heide (drone foto gemaakt door M. van Uitert, met toestemming van de gemeente Nunspeet). Rechtsonder: vrijwilliger van wolf-fencing.nl ondersteunt een schapenhouder bij het aanbrengen van wolfwerende stroomdraden (M. van Uitert).